van imstenraedt
VAN IMSTENRAEDT
Geslacht Van Imstenraedt
In een recente publicatie over adel in Limburg noteert de auteur Lou Heynens:
‘Van Imstenraedt
Inheems geslacht (Heerlen), genoemd rond 1386 dat in de 15e eeuw door huwelijk van Jan I van Imstenraedt (+ vóór 1498) met de erfdochter van Mheer, Barbara van Libeek, in het bezit komt van de erfvoogdij over (kasteel) Mheer met bijbehorende goederen. Mheer, gelegen in het graafschap (Land) Dalhem, wordt op 15 april 1564 door de koning van Spanje, Philips II (1527-1598), verheven tot heerlijkheid. Een van de heren van Mheer, Winand (1572-1622), heeft in 1600 als afgevaardigde van het Land van Dalhem zitting in de Staten-Generaal te Brussel. Hij is:
– lid van de Ridderschap van het graafschap Dalhem
– 1600 lid van de Ridderschap van het Land van Valkenburg
– heer van de heerlijkheid Mheer
De laatste heer uit dit geslacht, Jan Adolf (1622-1668), stadhouder van Dalhem en heer van Aubel en Sint Martens-Voeren, verwerft in 1639 in pand de vrije rijksheerlijkheid Slenaken (tot 1658) en noemt zich vanaf dan baron. Na zijn dood gaan heerlijkheid en goederen over op het verwante geslacht De Loë.
Uitgestorven in 1668.
Bezittingen:Imstenraedt/Heerlen (ca. 1386-1668); Geleenhof/Heerlen (15e eeuw); Mheer/Mheer (1487-1668); Carsveld/Gulpen (1562-..); Libeek/Sint Geertruid (15e eeuw).
DE BOUW VAN DE VILLA
Oeradel uit Westfalen, waarvan een eerste vermelding voorkomt in een oorkonde uit 1256.
Degenhard Bertram van Loë (1622-1689) wordt te Wenen op 20 oktober 1629 door keizer Ferdinand II (1578-1637) in de Reichsfreiherrenstand verheven. Twee leden uit dit geslacht weten tot de status van commandeur van de Duitse Orde op te klimmen. Leden van het riddermatig geslacht Von Loë worden in de navolgende jaren geadmitteerd:
– 1656 en 1692 als lid van de Ridderschap van het hertogdom Kleve
– 1656 en 1702 als lid van de Ridderschap (Staten) van het Overkwartier van Gelre
– 1744-1794 lid van de Ridderschap van het Overkwartier van Pruisisch Gelre
– 1703, 1709 en 1725 als lid van de Ridderschap van het Land van Dalhem
Door verwantschap met het geslacht Van Imstenraedt erft Reichsfreiherr Philipp Christoph von Loh (Loë) zu Wissen (+1708) in 1668 de heerlijkheid Mheer. Hij is de stamvader van de ‘Limburgse’ lijn van het geslacht. In de 19e eeuw wordt de naam Imstenraedt op opmerkelijke wijze verankerd in ‘Limburg’. Bij Frans keizerlijk besluit van 15 juni 1808 wordt de Franse sénateur Reichsfreiherr Gérard Antoine Edmond Assuère von Loë (1749-1813) verheven tot Comte de l’Empire d’Imstenraedt.
Diens zoon Frans Karel Anton (Francois Charles Antoine) werd geboren in 1789 op het kasteel Mheer. Hij was een ‘kind’ van de Franse Revolutie. Net als zijn vader koos hij voor een militaire carrière en ging studeren aan Franse militaire scholen.
In 1817 huwde hij met de rijksgravin M.C.A.E. de Marchant et d’Ansembourg. Eén van hun kinderen werd de erfgenaam van kasteel Mheer en diens achterkleinkinderen wonen daar nog steeds. Zo blijft de aloude ‘adelsnaam’ Imstenraedt voortleven.
De Franse graventitel gebruikte hij niet meer. In 1816 werd F.K.A. de Loë-Imstenraedt (de Mheer) opgenomen in de adel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, met bevestiging van de titel baron. Frans de Loë koos trouwens voor een rustigere bestuurlijke loopbaan. Naast het ambt van burgemeester van Mheer, werd hij in 1816 verkozen in Provinciale Staten. Hij was lid van de liberale factie en koos later voor België. Tijdens de woelige maanden van de Belgische Opstand was hij vijf maanden lang gouverneur van Limburg en vestigde zich in Hasselt. Daartoe had hij eerst moeten ontsnappen aan arrestatie op zijn eigen kasteel Mheer. Hij overleed in 1838 in Mheer, dat toen samen met ‘Nederlands’ Limburg nog deel uitmaakte van het prille België.
Overigens: blijkens een mededeling van één van de nazaten wordt het achtervoegsel ‘– Imstenraedt’ anno 2014 door de familie niet of nauwelijks meer gebruikt.
HET FAMILIEWAPEN VAN IMSTENRAEDT
C. Damen beschrijft het familiewapen, dat overeenkomsten zou vertonen met dat van het geslacht Van Bensenraedt, aldus:
‘De beschrijving van het wapen luidt aldus: van keel beladen met een hartschild van zilver, omgeven door negen schelpen van goud. Als helmteken hoort daarbij een kop en hals van een bok met gouden horens. Ondanks deze officiële gegevens komen er nogal wat afwijkingen voor. Volgens sommigen zijn de schelpen van zilver; volgens anderen varieert hun aantal van 7-9, en weer anderen menen dat over het hartschild een dwarsbalk loopt, volgens Fahne en de Crassier zelfs een golvende dwarsbalk. Het is moeilijk deze verschillen te verklaren. (…)’
In deze beschrijving zit wat jargon uit de heraldiek (wapenkunde). ‘Keel’: rood, vermiljoen; eertijds het mengsel van karmijn en vermiljoen. Opmerkelijk: er is wel gesuggereerd dat het vele rood dat wij nu in de hoeve zien geïnspireerd is door het keel in het oude familiewapen Van Imstenraedt. Het ‘helmteken’ is hier het dekstuk boven het wapen, het ‘hartschild’ is het kleine schild dat midden in een wapen geplaatst is. De herkomst van de schelpen is onduidelijk.
In en rond Mheer is het wapen, al dan niet als onderdeel van een alliantiewapen, nog steeds te bewonderen. Op oude grafzerken van Gerard en Winand van Imstenraedt in de kerk van Mheer, in en aan het kasteel Mheer zelf. Maar het is ook herkenbaar in het oude gemeentewapen van Mheer (tot 1982) en het vaandel van de schutterij van Mheer.