BEROEMDSTE BEWONER

BEROEMDSTE BEWONER

Henricus Andreas Poels (Venray, 14 februari 1868 – Heerlen, 7 september 1948) was een Nederlandse rooms-katholieke priester en theoloog en werd geboren in een welgestelde boerenfamilie. Na studies te Rolduc en Roermond werd ‘Driekus’ op 23-jarige leeftijd tot priester gewijd. Na verdere studie in Leuven promoveerde hij tot doctor in de theologie.

Hij was bestemd om professor Bijbelwetenschap aan het grootseminarie van zijn bisdom te worden, maar hij werd verdacht van modernistische sympathieën. Het professoraat voor Poels ging niet door. Ook het nog eervoller lidmaatschap van de Pauselijke Bijbelcommissie, waar de jonge Poels bijna al van verzekerd was, ging aan hem voorbij.

Nu Poels’ rol uitgespeeld was in de exegese benoemde bisschop Drehmanns hem in 1910 tot aalmoezenier in de mijnstreek. Van 1910 tot 1919 was hij ook rector in Welten. Het maatschappelijk leven in Limburg werd door Poels en de zijnen volgens een strak katholiek hiërarchisch-klerikaal model georganiseerd. Poels had zich ook destijds in Venlo als een krachtig sociaal voorman betoond en tot kort vóór de oorlog zou hij dat blijven.

Om de woningnood in de mijnstreek te bestrijden richtte hij op 3 juli 1911, met steun van de Staatsmijnen, Ons Limburg op, een overkoepelend orgaan voor de lokale katholieke woningbouwverenigingen. In 1913 werd hij tot hoofdaalmoezenier van de Arbeid in het mijndistrict benoemd. Daarnaast bleef hij zeer actief bij oprichting van diverse organisaties. Poels stimuleerde bijvoorbeeld de stichting van buurthuizen in de mijnstreek. In de jaren die volgden werd Poels vele malen onderscheiden door staat en Kerk. In de jaren 1930 nam hij keer op keer stelling tegen het nationaalsocialisme en sympathiserende organisaties zoals de NSB. In 1939 nam hij ontslag als hoofdaalmoezenier van Sociale Werken. Ook vanwege gezondheidsklachten.

In 1935 had hij al een kleine hersenbloeding gehad. Gedurende de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in Zwitserland. Deels als min of meer gedwongen rustkuur, zoals hem door zijn lijfarts was voorgeschreven. Deels ook op de vlucht voor de Duitsers, door wie hij werd gezocht. Vrijwel zijn gehele administratie en archief had hij toen al vernietigd. In 1945 keerde hij terug naar Nederland. Maar zijn rol was uitgespeeld en vele van zijn opvattingen werden als ouderwets ervaren. Wel werd hem in 1947 nog een eredoctoraat door de Universiteit Tilburg verleend.

Henri Poels kende de zustercongregatie en hun huis te Imstenrade via een neef, Martin Poels, later deken van Wyck-Maastricht. Die was enkele jaren rector geweest van de Medische Missiezusters in Heerlen. In de jaren 1946 en 1947 had hij er al perioden van enkele weken gewoond. In 1948 zou hij er, samen met zijn huishoudster Marie, tot aan zijn dood vrijwel continu verblijven. Uit piëteit voor de grote man van de Mijnstreek werd hij er liefdevol verzorgd. Hij had er de beschikking over een aantal ruime vertrekken met mooi uitzicht op ‘zijn’ Heerlen en de mijnstreek.

Bij het kleine kameraltaartje las hij op goede dagen nog wel eens mis. En natuurlijk waren de zusters ook wel trots op ‘hun’ beroemde Limburger en zijn vooraanstaand bezoek. Ook de pers, voornamelijk het Limburgsch Dagblad, volgde het wel en wee van ‘den doctor’.

Zijn gezondheid ging snel achteruit. Zijn problemen met hart en bloedvaten verergerden snel. Op 14 februari 1948 werd Poels 80 jaar. Nog één keer stond hij vol in de openbare belangstelling. Hij bleef veel bezoek ontvangen, tegen de adviezen van artsen in. In april volgde een hersenbloeding.

Begin september werd duidelijk dat Poels stervende was. Bisschop Lemmens kwam hem nog een laatste keer bezoeken. In de avond van 7 september overleed Poels.

In een bruine pij, het habijt van de franciscanen, lag Poels twee dagen opgebaard in het klooster. In de middag van 9 september werd hij naar het Sint-Jozefsziekenhuis in Heerlen overgebracht. Mannen van Credo Pugno, de propaganda-afdeling van de Katholieke Arbeiders Beweging, hielden de dodenwacht. De mijnstreek kwam afscheid nemen. De dag erna volgde de lange reis van Heerlen naar Venray, heel Limburg door. Tien mijnwerkers droegen Poels daar naar zijn laatste rustplaats.