BOUW VILLA

FRANS SCHEPENS EN SOPHIE ROSS

F(rans) J.L. Schepens werd in 1862 geboren in Esschen (nu Essen), departement Antwerpen, tegen de Nederlandse grens aan bij Kalmthout. Over zijn opleiding en jeugd is weinig bekend, behalve dat hij al vroeg veel reisde en zich een energiek ondernemer betoonde. Waarschijnlijk heeft deze ontwikkeling van doen gehad met zijn geboorteplaats Essen. In 1852-1854 werd het spoortraject Antwerpen – Roosendaal – Lage Zwaluwe aangelegd, met in Essen het grensstation. Dit bleek een grote hefboom voor werkgelegenheid en bedrijvigheid in het dorp. Het was dan ook het belangrijkste stuk spoorlijn tussen België en Nederland. Aanzienlijke stromen van mensen en goederen kwamen op gang.

Internationale treinen stopten verplicht in Essen. Heeft de familie Schepens de nieuwe logistieke kansen handig aangegrepen? Schepens startte in Antwerpen een cargadoorsbureau. Gespecialiseerd in internationale (scheeps)bevrachting. En met succes. Behalve het hoofdkantoor in Antwerpen kwamen er kantoren in Parijs, Londen en Berlijn. Hij deed zaken over de hele wereld en was één van de oprichters van de zogenoemde ‘Levantlijnen’. Hij werd meermalen door koning Leopold II onderscheiden en kende de vorst persoonlijk. Op 16 mei 1893 trad hij in het huwelijk met Sophie Ross. Zij was weliswaar in 1870 geboren in Luik, maar zij stamde uit een oud-Heerlens geslacht, geparenteerd aan de ‘Heerlense’ families Schils en Hennen. Zij studeerde muziek aan het conservatorium van Luik en zou ook concerten gegeven hebben.

Wellicht hebben zij elkaar hier leren kennen. Maar de ondernemende familietak Ross in Luik had ook banden met Antwerpen. Evenals de familie Hennen trouwens, die het huis Strijthagen in Welten, vlak bij Benzenrade en Imstenrade, als hun thuisbasis beschouwde. Het echtpaar Schepens-Ross woonde in Brussel. Het huwelijk bleef kinderloos. Ongetwijfeld zullen zij ook op familiebezoek in en rond Heerlen zijn geweest. Blijkbaar waren zij gecharmeerd van het fraaie stukje Heerlen rond Benzenrade en Imstenrade. Maar Sophie Gertrude Hubertine Ross lijkt ook opmerkelijk verknocht te zijn geweest aan ‘haar’ Heerlen en de familiewortels. Herinneringen van generaties Ross moeten nog lang in het dorpscentrum aanwezig zijn geweest. 

Daaronder huis en brouwerij De Tesch in de Geleenstraat, het voornaamste bezit van de vermogende grootouders Ross-Hennen. Zeker één tante woonde tot haar dood in 1928 in Heerlen. Sterker nog: Sophie Ross werd in 1932 als laatste in het familiegraf Ross-Hennen uit 1887 bijgezet. Daar lagen ook ter aarde besteld (opa) H.J. Ross (1798-1858), (oma) M.Th. Hennen (1814-1887), (tante) M.H.L.J. Ross (1847-1928). Dit zijn de personen die in de dossiers van de Algemene Begraafplaats van Heerlen zijn vermeld. Mogelijk zijn nog andere familieleden ook in de kelder begraven. In 2007 verviel het graf aan de gemeente Heerlen, en inmiddels is het geadopteerd door de huidige eigenaren van villa Imstenrade.

Ook binnen de familie Hennen bleven herinneringen aan huis Imstenrade levend. In ongedateerde aantekeningen (jaren 1970, mogelijk naar aanleiding van de verkoop van Strijthagen en Weltermolen aan gemeente Heerlen?) wordt niet alleen verwezen naar het rijke sociale en muzikale leven op huis Strijthagen in Welten, maar ‘in herinnering moge ook blijven de relatie die ’t huis had met ’t huis Ross, ’t huis “Imstenrade” (fam. Scheepens, reder te Antwerpen, die hier met vele buitenlanders met name Russische prinsen jaagden, picnicten enz.)’. Een belangrijke aantekening, die duidelijk maakt dat hoge gasten op Imstenrade werden ontvangen. En bovendien: dat Benzenrade met het (Imstenrader) bos wel eens aangekocht zou kunnen zijn met het oog op de jachtmogelijkheden aldaar.

Naar verluidt kocht Schepens bij gelegenheid van hun koperen bruiloft (12,5 jaar) in 1905 de hof Benzenrade inclusief de gronden en het Imstenraderbos. Ook kocht hij de ‘Zuiderhoeve’ Imstenrade van de familie Brouwers, dat ingrijpend werd verbouwd en vernieuwd. Wat voor plannen hebben zij eigenlijk gehad, bijvoorbeeld met Benzenrade? Een heuse buitenplaats met park? We weten het niet. Wat we wel weten is dat Schepens heeft besloten tot de bouw van een landhuis, in een grote tuin met parkachtige allure. En wel op de plaats van de oude boomgaard van de gerenoveerde ‘Zuiderhoeve’, dat door een laantje met het landhuis werd verbonden.

Dit fraai gelegen ensemble was het cadeau van Schepens voor zijn echtgenote. Het zou gaan dienen als buitenverblijf voor het echtpaar. Daartoe had hij het bureau Van Massenhove uit Brussel in de arm genomen (hieronder). De bouwtekeningen van het huis dateren van 1908. Hierbij ook een voorlopige tuinaanleg, waarin een aantal voorzieningen voor de villa werden aangebracht, zoals diepe waterputten voor de watervoorziening en een afvoersysteem. Openbare waterleiding en riolering waren er nog niet. Aannemer werd Frans Spreksel uit ’s Gravenhage. Tijdens de bouw leerde hij Agnes Schepers uit Heerlen kennen, woonachtig op een boerderij in de buurt. Met wie hij enkele jaren later zou trouwen. Zij waren de grootouders van één van de huidige bewoners.

Van Massenhove werd opgeleid aan de Academie van Schone Kunsten in Brussel. Van 1889 werkte hij op het bureau van zijn voorbeeld Henri Beyaert. Daarna startte hij een eigen architectenbureau in de Brusselse wijk Sint Josse ten Noode. Hij stond sympathiek tegenover een heropleving van de Brusselse art nouveau, maar werkte zelf vooral in een eclectische stijl. Waarschijnlijk was dat vanwege zijn clientèle. Hij ontwierp vooral herenhuizen en villa’s voor welgestelden, bij wie het eclecticisme toen in de smaak viel. Samen met een aantal andere Belgische collega’s introduceerde hij deze stijl in Nederlands-Limburg. Door kenners wordt de Imstenraadse villa hoog aangeschreven: ‘Heel Belgisch is de villa Imstenrade in Heerlen naar het ontwerp van de Brusselse architect Henri van Massenhove die rond de eeuwwisseling in de Belgische hoofdstad werkzaam was. Hij is een typische vertegenwoordiger van een

grootstedelijk eclecticisme. Van de woonhuizen zijn vele nog steeds aanwezig in het Brusselse straatbeeld. Bekend zijn ook de Hallen van Schaerbeek, waarin hij een dragende staalconstructie toepaste. Van Massenhove werkte jarenlang samen met Guillaume Löw, met wie hij ook het boek Les Maisons Modernes (Éditions Constant Baune, Brussel 1901) uitgaf. Helaas is deze uitgave anno 2014 onvindbaar. Waarschijnlijk was het niet zo zeer een bouwkundige verhandeling over eigentijdse woningbouw, als wel een public relations uitgave ten bate van zijn architectenbureau.

DE BOUW VAN DE VILLA

Het grootste deel van het pand zal gebouwd zijn in 1908. Dit jaartal is ook opgenomen op één van de gevels.

Maar ook het jaar 1909 is genoemd. Bijvoorbeeld in het verslag van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) Limburg uit 1991. In de ingangspartij met luifel zien we een natuurstenen nis met bekroning. In de nis een medaillon met een vrouwenhoofd. Daarbij vele bloemen en veldvruchten. Was de vrouw een afbeelding van de godin Flora? Daaronder een gekruiste zeis en dorsvlegel. Een verwijzing naar de agrarische geschiedenis en omgeving van Imstenrade?

Aan de linkerzijde een uil met sterren en maan, rechts een kraaiende haan met zonnestralen. Daar boven restanten van de spreuk ‘Rust en Lust’. Stond de uil symbool voor ‘Rust’ en de haan voor ‘Lust’? In een soort hartschild in de vorm van een korf ‘Huis Imstenraede 1909’. In de aanwijzing tot rijksmonument uit 1999 staat vermeld 1908-1910, zonder opgaaf van redenen. Is er in fasen aan het landhuis gewerkt? Wellicht dat onderzoek in lokale kranten hier een antwoord op kon geven. Dat viel tegen. Voor een courant als de Limburger Koerier, met wortels in Heerlen, bleek de bouw van de villa in deze jaren niet ‘nieuwswaardig’. Archiefonderzoek wordt sterk bemoeilijkt omdat de inventarisering van het gemeentearchief Heerlen van de periode 1852-1912 nog niet is afgerond.

KASTEEL, HUIS, LANDHUIS …OF TOCH VILLA?

We zijn eigenlijk alle benamingen van het huidige Imstenrade al tegengekomen. ‘Kasteel’ bleef als aanduiding voor een groot herenhuis met park en enige ‘adellijke’ allure lang in zwang, zelfs tot aan de dag van vandaag. Deze betekenisvariant van ‘kasteel’ ligt dicht tegen ‘groot landhuis’ aan. Maar historisch en bouwtypologisch is de term hier niet zo correct, ook omdat er geen enkele toespeling op verdedigbaarheid wordt gedaan. Zelfs niet symbolisch, bijvoorbeeld met behulp van een gracht, kantelen of schijnschietgaten. ‘Huis’ gebruiken we hier niet in de meest voorkomende betekenis van bouwwerk dat tot woning dient, woonhuis of boerenhuis. Maar meer in de betekenis van voornaam, al dan niet adellijk huis op het platteland.

Deze (bij)betekenis vinden we ook terug in het Duitse ‘Haus’ en Engelse ‘House’. Goed bruikbaar, zeker als we bedenken dat de bouwer zelf bij de hoofdingang de aanduiding ‘Huis Imstenrade 1909’ heeft laten aanbrengen. Een ‘landhuis’ is een herenhuis op het land, een buitenverblijf van enig aanzien. Een ‘villa’ is van oorsprong een Romeinse herenboerderij, waaruit zich ten tijde van de Romeinse Republiek in de eerste eeuwen na Christus een luxe landhuis ontwikkelde. In het Italië vanaf de 16e eeuw komt de benaming terug voor een buitenhuis met park, in Engeland na 1700. Tegenwoordig noemt men ook een herenhuis in groene, stedelijke omgeving een villa (vgl. villapark). De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, voorheen Monumentenzorg, gebruikt consequent de aanduiding ‘villa’. Zie de Omschrijving. Dit doen vrijwel alle architectuurhistorici en – kenners. Wellicht is villa toch de beste omschrijving?

VRIJMETSELARIJ?

Eertijds is beweerd dat aan/in het pand verwijzingen naar de vrijmetselarij te herkennen zijn. Deze bewering komt later terug in een aantal beschrijvingen van het pand en vinden we nog steeds op de website van de Stichting Limburgse Kastelen. In de aanwijzing tot rijksmonument van 1999 vinden we de term vrijmetselarij niet terug. Van eigenaar en reder Frans Schepens is beweerd dat hij een vrijmetselaar was. Daar loopt momenteel een onderzoek naar. Maar wat is aan vrijmetselaarssymboliek herkenbaar? Van de klassieke symbolen als winkelhaak, passer, waterpas, schietlood en het Oog tot nu toe niets. Wel zijn kolommen en zuilen en de ‘vijf edele orden van de bouwkunst’ zichtbaar. Maar dat is normaal in een eclectisch gebouw uit die tijd met zijn vele elementen uit en verwijzingen naar de klassieke oudheid. Bij de ingangspartij zien we voor het ‘bovenlicht’ een rooster met de initialen S F. Staat dat voor ‘Schepens Frans’ of voor iets anders? En wat dan wel? In de hal een mozaïekvloer in zwart-wit. Moeten we dat zien als een ‘geblokte vloer’? Het blijft allemaal onduidelijk. Je kunt je ook afvragen of Schepens gekozen zou hebben voor vrijmetselaarssymboliek in zijn buitenverblijf op het platteland van het katholieke Zuid-Limburg. En wat dachten de katholieke Medische Missiezusters van het wonen in een vrijmetselaarshuis? En de latere ‘beroemdste bewoner’ monseigneur dr. Poels? Is er symboliek verwijderd of verloren gegaan? Als er maçonnieke verwijzingen in het pand zijn verwerkt, dan toch op subtiele wijze. Wellicht moet een kenner van vrijmetselaarssymboliek hier eens zijn hemels licht over laten schijnen.