Geschiedenis

GESCHIEDENIS

De oude hoeve en villa, gebouwd op een stuk plateaurand dat eeuwenlang dienst deed als boomgaard, vallen op door hun opmerkelijke ligging. Imstenrade ligt geologisch gezien op de rand van het Plateau van Ubachsberg. Op de fotogrammetische kaart van Heerlen zien we Imstenrade op zo’n 195 meter boven NAP. Richting Benzenrade zakken de hoogtelijnen snel naar 120 meter. Dit hoogteverschil wordt geaccentueerd door een ander geologisch verschijnsel: de Benzenraderbreuk. Dat is een uitloper van de Feldbiss, en is bij Benzenrade goed waarneembaar van zuidoost naar noordwest. Het fraaie uitzicht vanaf de villa is zo geologisch gezien het gevolg van het kijken vanaf een plateaurand in de ‘diepte’ van het Bekken van Heerlen. Het Imstenraderbos is ook een winplaats van kiezel en zand. Samen met het Vaalser groenzand, dat in het verleden ook gebruikt werd als een soort kunstmest, verhoogde dit zeker de aantrekkelijkheid van het gebied voor agrarische ontginning. Hetzelfde kan gegolden hebben voor aloude vestigingsplaatsen als Keverberg en Benzenrade. Maar vooral de aanwezigheid van kleirijke grond was aantrekkelijk voor akkerbouwers. Wat moeilijker is het thema water. Voor zover wij weten ontbreken, ook in het verleden, waterlopen. Men moest het doen met grond- en regenwater. Mogelijk werd er ook in het verleden al een put geslagen. Dat zorgt op een plateau voor de nodige problemen, omdat het grondwater vaak tientallen meters diep zit.

ONTGINNING

Het goed Imstenrade en zijn bewoners komen we voor het eerst tegen in de 14e eeuw. Dat wil niet zeggen dat het niet ouder kan zijn. Maar een datering in de 14e eeuw past in wat we weten over de ontginningsgeschiedenis van Zuid-Limburg. In schema: de oudste bewoningskernen (hoeven, buurtschappen, dorpen) bevinden zich in of bij de beekdalen. In de expansieve periode van de 11e-13e eeuw (bevolkingsgroei, nieuwe producten en landbouwtechnieken) worden, soms grootschalig, de vruchtbare delen van de beekdalranden en hoger gelegen heiden in ontginning gebracht. Later volgden ook de hoger gelegen en moeilijker bereikbare heiden en bossen op de plateaus.

Naar mheer

De familie bleef goed boeren in en bij Heerlen. Uit aantekeningen uit 1453 blijkt dat de Imstenraedts nu ook een vroenhof bezaten in de Huls onder Simpelveld, en in diezelfde 15de eeuw ook het aanzienlijke goed de Wijngaardshof in de Koningsbeemd, sinds de scheiding in 1388 deels Heerlens, deels Hoensbroeks.

In 1487 huwde Johan I van Imstenrade met de erfdochter Barbara van Libeek. Deze familie was in het bezit van de voogdij, later heerlijkheid en huis Mheer.

 

Deze alliantie bleek letterlijk en figuurlijk een fortuinlijke. Wat betreft aanzien en inkomen ging deze familie nu behoren tot de top van Zuid-Limburg.

Tot het uitsterven van de familie in 1668 blijft de familie Van Imstenraeth zetelen op kasteel Mheer. Het stamgoed Imstenrade, nu in wezen een gewone pachthoeve geworden, blijft wel (deels) in de familie.

AFSPLITSING VAN BENZENRADE?

De belangrijkste studie tot nu toe naar huis en familie Imstenrade staat op naam van ‘pater’ C. Damen. Deze oud-Heerlenaar werd priester en studeerde Geschiedenis. Hij trad in bij de Orde van de Benedictijnen. Hij deed veel onderzoek en publiceerde, ook in Het Land van Herle, toen nog ‘historisch bulletin’ geheten. Hij promoveerde in Nijmegen op een kerkhistorisch onderwerp: ‘Geschiedenis van de Benediktijnerkloosters in de provincie Groningen’. In 1972 verscheen een handelseditie van dit proefschrift bij Van Gorcum in Assen. In 1959 en 1960 publiceerde Damen in Het Land van Herle zijn ‘Imstenraadse Bijdragen’ in vijf vervolgartikelen.

Geannoteerd en gebaseerd op gedegen onderzoek. Waaronder het zogeheten Familie-archief van Imstenraedt te Mheer, bestaande uit zestien portefeuilles in een lias, archief Landen van Overmaas, in wat toen nog het Rijksarchief Limburg te Maastricht heette. Waarom hij dit onderwerp zo gedegen aanpakte, is niet helemaal duidelijk. Was er misschien een band met de Medische Missiezusters, die vanaf 1940 het landhuis bewoonden? Hoe dit ook zij, latere auteurs over Imstenrade, de families De Loë en Imstenraedt en kasteel Mheer, putten uit het materiaal dat Damen verzamelde. Belangrijk is dat Damen suggereert dat de oude familiewapens van de familie (Van) Benzenraede en (Van) Imstenraede ooit, rond 1400, identiek zijn geweest. Dat kan betekenen dat de families nauw verwant zijn door gemeenschappelijke afstamming, dan wel dat een Van Benzenraed Imstenrade heeft verworven en zich daar naar is gaan noemen met behoud van eigen familiewapen.

Ook is mogelijk dat Imstenrade gesticht is vanuit het nabijgelegen en oudere Benzenrade. Benzenrade had zeker in de 15e eeuw, maar waarschijnlijk al eerder, kasteelachtige allures met een ‘Blockhuys’ (verdedigbare woontoren) en eigen kapel. Was de afsplitsing en ontginning van Imstenrade bijvoorbeeld een gevolg van een erfdeling? Verkoop? Dit zou passen binnen wat we weten over de laatmiddeleeuwse ontginningsgeschiedenis. Aardig detail: Frans Schepens, de bouwer van de villa, zou daartoe niet alleen een deel van hoeve Imstenrade aankopen, maar ook de hoeve Benzenrade. Zo werden beide, met het gemeenschappelijke Imstenraderbos, na vele eeuwen worden herenigd… Hoe dit ook zij, het ging de familie Van Imstenraed als snel voor de wind. Dat blijkt uit de oudste tekst over een Van Imstenraedt uit circa 1386: ‘Steven Driessche Johan’s son van Emsenroide hait ontfangen (overmitz) Hr Claes Hoen Ritter ende Arnold van Bensenroide den hoff zo Emsenroide mit XXXV boenre. Item derselve (is man van) dat guet Soroit, dan Yngrams van Sursen was’. De exacte betekenis van deze korte tekst van een Wickraadse leenverheffing is niet geheel duidelijk.

Voor ons is dat hier ook niet van belang. De hof Emsenroide blijkt 35 bunder groot, dat is zo’n 32 hectare. En de Van Emsenroide blijkt bovendien leenman te zijn van het goed Soroit, dat is Soureth (Beitel). Soureth was in de late Middeleeuwen al een groot goed van zo’n 75 hectare. Interessant is ook dat bij deze rechtshandeling ene Arnold van Benzenrade figureert. Het geslacht Van Imstenraedt bezat dus aan het eind van de 14e eeuw in ieder geval het stamgoed Imstenrade plus het goed Soureth. Een behoorlijk stuk grootgrondbezit in het zuidoostelijke deel van de hoofdschepenbank Heerlen.

WICKRAADS LEENGOED

Imstenrade was een zogenoemd ‘Wickraads leengoed’. De familie Van Imstenraedt was geen vol en vrij eigenaar, maar stond in een zekere afhankelijkheidsverhouding tot een leen- en grondheer. Dit was het aloude uit de Middeleeuwen daterende systeem van de grondheerlijkheid en leenrecht. Daar kunnen wij hier slechts kort op ingaan. Naast zeer sterke gebruiks- en bezitsrechten, enigszins vergelijkbaar met het huidige (erf)pacht, had een leen- of cijnsman verplichtingen. Periodieke betalingen, hand- en spandiensten ten bate van de heer. 

Ook diende hij zich te onderwerpen aan de administratie en beheer door een bestuur, het leen- of cijnshof (Du.: ‘Mankammer’). Een stadhouder/rentmeester met een aantal (leen)’mannen’ verzorgde in naam van de grondheer de administratie, inde de afdrachten en arbitreerde bij geschillen. In het citaat hierboven uit circa 1386 is Her Claes Hoen Ritter mogelijk een leenstadhouder van Wickrade, en Arnold van Bensenroide een leenman. In 1795 maakten de nieuwe Franse machthebbers korte metten met dergelijke instellingen en hieven de leenhoven op.

HOOFDSCHEPENBANK HEERLEN

Imstenrade is nu gelegen in een uithoek van de gemeente Heerlen. Al vele eeuwen lang, dus ook in de voorlopers van de bestuurlijke eenheid Heerlen. Dat was in de late middeleeuwen al het geval, zoals we hebben gezien. Herle was in de elfde, twaalfde, en dertiende eeuw in het bezit van machtige heren en graven uit het Duitse Rijnland. Zij verloren, behoudens een belangrijk deel van de grondheerlijkheid, hun heerlijke rechten in de loop van de dertiende eeuw. De heren van Valkenburg en vooral de hertogen van Brabant namen hun plaats over. Na 1364 werd Heerlen ‘Brabants’ en opgenomen binnen de bestuurlijke eenheid van het Land van Valkenburg, dat op zijn beurt weer deel uitmaakte van het groter geheel van het hertogdom Limburg en de landen van Overmaas (Dalhem, Valkenburg en ’s-Hertogenrade). De hoofdschepenbank en het land van Herle kreeg een wat aparte status met onder meer een eigen schoutambt. Dit Herle bestond oorspronkelijk uit Heerlen, Voerendaal, Landgraaf en Onderbanken. Hoensbroek, Onderbanken en Schaesberg werden later uit dit grote verband gelicht. Heerlen, met Imstenrade, ging deel uitmaken van grotere verbanden zoals Bourgondië en later het grote Spaans-Habsburgse Rijk met illustere staatshoofden als Karel de Vijfde en Philips de Tweede.

1663: deel van de ‘Generaliteitslanden’ van de (protestantse) Republiek der Verenigde Provinciën

1795: inlijving bij de Franse Republiek, daarna Keizerrijk; municipaliteit Heerlen, departement Nedermaas

1813: Heerlen bevrijd door Russische en Pruisische troepen

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

1830-1839: Belgische Opstand, Limburg ‘Belgisch’

1839: gemeente Heerlen, Hertogdom Limburg, provincie van Koninkrijk der Nederlanden en lid van Duitse Bond

1866: einde lidmaatschap Duitse Bond

1866 – heden: onderdeel gemeente Heerlen, provincie Limburg, Koninkrijk der Nederlanden

GUNSTIGE LIGGING AAN HANDELSWEG?

Een verklaring voor de snelle opgang van de familie Van Imstenrade is wellicht gelegen in een opmerkelijke omstandigheid. Dwars door het tegenwoordige Zuid-Limburg liep in de Middeleeuwen een grote oost-west verbinding, de verkeersweg tussen Keulen en de Vlaamse havensteden Gent en Brugge. Langs die weg werden handelsgoederen vanuit Keulen, de centrale marktplaats aan de Rijn, met paard en wagen over land naar het westen getransporteerd, en producten van de Vlaamse handel en nijverheid in oostelijke richting. In Maastricht kruiste deze verkeersweg de Maas.

Henric van Veldeke bezingt vóór 1200 Maastricht in zijn Servatiuslegende.
De bijzondere ligging aan de handelsweg wordt aangestipt.

Des steit si te maten
Ane einer gemeiner straten
Van Engellant te Ungeren (= Hongarije)
Vore Cole ende vore Tungeren

Voor een groot deel viel deze belangrijke handelsroute samen met de oude Romeinse heerbaan Keulen – Jülich – Heerlen – Valkenburg – Maastricht. Dit internationale traject Boulogne sur Mer – Keulen staat nu weer sterk in de belangstelling (‘Via Belgica’). Een afwijking was er op het traject Jülich – Valkenburg. In de Middeleeuwen werd het riviertje de Worm niet meer in Rimburg maar in het stadje ’s-Hertogenrade overgestoken. Men volgde vanaf Jülich een iets zuidelijker route: via Aldenhoven, Schleiden, Alsdorf, Herzogenrath, en vandaar via Kerkrade en Ubachsberg naar Ransdaal. Rode (’s-Hertogenrade) werd de zetel van een belangrijke tol. De streekhistoricus L. Augustus zag in een aantal stroken oude ‘Wijngracht’, ‘Wienweg’ en ‘Wijnstraat’ en varianten aanwijzingen voor een oude weg die plaatsen en gewesten met elkaar verbond. Sterker nog: mogelijk duiden deze oude benamingen op de grote en opvallende karren met wijnvaten, een belangrijk handelsproduct.

IMSTENRADE IN DE 17E – 19E EEUW: PACHTHOEVE

De hoeve Imstenrade werd tussen 1537 en 1546 gedeeld. Eén van de delen werd in 1727 aangekocht door baron De Loë-Imstenraedt, die de andere helft al bezat, en zo werd Imstenrade weer één. In 1668 was het geslacht Imstenraedt uitgestorven en de familie De Loë uit Wissen als erfgenaam aangetreden. Niet alleen de pachters waren ‘gewone’ mensen, ook het personeel. Ongetwijfeld hadden de pachters een aantal knechten en dienstmeisjes in dienst, elk met een eigen takenpakket. In oogsttijd werden zij geholpen door dagloners. In het archief van de schepenbank Heerlen bevinden zich een aantal opmerkelijke restanten van een knecht. En wel een stukjes van de schedel van Bartholomeus Scheeren, knecht op de hoeve Imstenrade.
Deze stukjes waren in februari 1715 verwijderd door de chirurgijn Joannes Fransen. Dit was het gevolg van een vechtpartij, waarbij Scheeren zwaar was toegetakeld door ene Coen Meens en een onbekende. Tot een officiële aanklacht lijkt het niet gekomen te zijn. En het slachtoffer Scheeren heeft het voorval waarschijnlijk overleefd… In het Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) te Maastricht bevindt zich het Familie-archief van Imstenraedt te Mheer, met daarin een portefeuille Hof Imstenraedt. Daarin vinden we aantal pachtcontracten. Zo werd in 1668 een overeenkomst gesloten en ondertekend door Christine B. van Loe Weduwe van Imstenrat zu Meer en Gerit Prickarts. In 1671 werd het contract vernieuwd voor een periode van twaalf jaar. Een aantal rekeningen is bijgevoegd. Hieruit blijkt dat de pachter kortingen verkreeg in moeilijke jaren, zoals ten tijde van oorlog en bezetting, misoogsten en hoge belastingaanslagen. De samenwerking verliep waarschijnlijk goed, want er werd weer verlengd. Sterker nog: op 9 juli 1694 gingen Gerard Prickarts en zijn vrouw Gertruydt Arets opnieuw een contract aan met de baron De Loë. Diens tante, de weduwe Imstenraedt, was in 1693 overleden en had haar man (+1668) dus 25 jaar overleefd. De laatste overeenkomst dateert van 1707.

Prickarts was nu overleden, want weduwe Gertruyd Arets bleek nu gehuwd met ‘den eersamen Dionisius Brewer’. Uit deze gegevens bleken de pachter ‘halfwinnen’ te zijn. Het systeem van halfwin, met contracten van 12 jaar en kwijtscheldingen bij aantoonbare tegenslagen, was wijd verbreid in Zuid-Limburg. Een halfwin (halfman, halfer, wynman) leverde jaarlijks niet alleen een pacht in geld en natura af ten huize van de heer, maar ook ongeveer de helft van de veldvruchten. Van Imstenrade is bekend dat in natura rond 1700 in ieder geval een ‘vet varcken’ in Mheer moest worden afgeleverd. De pachtersfamilies boerden soms generaties lang op dezelfde hoeve en bouwden een band op met ‘hun’ boerderij. In de 19de eeuw wordt het goed voornamelijk aangeduid met ‘Imstera’ of ‘Imsterahof’. Rond 1905 was Imstenrade (noord) in het bezit van de familie Widdershoven, het zuidelijk deel in bezit van de familie Brouwers. Frans Schepens kocht het zuidelijk deel van de hoeve. Hoogstwaarschijnlijk had hij toen ook al zijn oog laten vallen op dat deel van de gronden dat direct grensde aan de plateaurand. Daar waren onder andere de boomgaarden, waarschijnlijk al eeuwen lang. En ook een inzinking in het terrein, gevuld met water; een natuurlijke vijverpartij dus. Hij zag de mogelijkheden van deze locatie met prachtig uitzicht…

OUDE KADASTERKAART 

‘Topographische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden 1837-1844’:

Rond 1840 was Imstenrade, voor zover we weten, gedeeld. In de opstallen van de ‘Eumstehof’ is een losstaand kleiner ‘zuidelijk’ deel te herkennen, overigens veel kleiner dan het noordelijk deel. Dit kunnen ook stallen of schuren zijn geweest. Op de plateaurand de al genoemde grote boomgaard, met wat bospercelen. Een deel van dit bos is wat we nu Imstenraderbos noemen. Opmerkelijk is dat het lager gelegen deel (in de uitloper/dal van de ‘Benzenraderbreuk’) toen geen bos was. Ook zien we op deze kaart twee waterpartijen bij de Eumstehof. Eén direct tegen het ‘noordelijk’ deel aan. Het is wellicht verleidelijk hierin een restant van de omgrachting van het ‘kasteel’ te willen zien. Maar waarschijnlijk was dit de hofpoel: veedrenk en bluswatervoorraad. In de boomgaard nog een waterpartij. Een visvijver? Waarschijnlijk ligt deze waterpartij aan de basis van de huidige vijver in de tuin.